“James Last verkochten we niet: dat is geluid, geen muziek. De emotie die muziek teweegbrengt interesseert me. Dat is voor mij altijd het uitgangspunt geweest.” Voor Wouter Molenaar is dit “de kern van het verhaal”. Hij is de zoon van de oprichter en raakte al in de tweede helft van de jaren zestig actief bij de zaak betrokken. Hij ontwikkelde met zijn vader de formule, die bij Concerto in grote lijnen nog steeds gevolgd wordt. Wouter komt nog bijna iedere week bij Concerto en we spreken hem in Café Krom, even verderop in de Utrechtsestraat. Op tafel ligt een dikke map: het eerste kasboek, nota’s, brieven, foto’s en héél veel knipsels.
Het oudste stuk in de map is het kasboek van zijn vader. Daaruit blijkt dat die op de eerste dag na de opening van zijn nieuwe zaak twee mondorgels van ieder vijftig cent, een metronoomgewichtje van zestig cent, een mondharmonica van ƒ 3 en wat snaren verkocht. De belangrijkste bijdrage aan de omzet was de verkoop van een blokfluit van ƒ 15.
Zo ging Concerto met een bescheiden omzet van start en een stevige tegenvaller stond de kersverse winkelier nog te wachten. Wouter: “Mijn vader was redelijk ervaren in allerlei soorten handel en hij was vooral heel erg geïnteresseerd in muziek. Hij had al voor de oorlog samen met zijn broers in een big band gespeeld. Hij wilde in de Utrechtsestraat grammofoonplaten gaan verkopen, maar de platenmaatschappijen weigerden aanvankelijk te leveren.” Omdat er in de buurt al een platenzaak zat, kreeg Concerto geen vergunning van de Nederlandse Vereniging van Grammofoonplaten Detailhandelaren (NVGD). Daarom wierp hij zich op tweedehandsplaten. Hij kocht bij cafés afgeschreven juke-boxplaten op en via een contact bij het advertentieblad De Echo wist hij de hand te leggen op zo’n 1000 gebruikte 78-toeren-platen. Dat was het begin van een goed lopende handel. Daarnaast verhuurde Concerto pick-upjes voor feesten en partijen. Molenaar leverde ze persoonlijk bij de klant thuis af, inclusief een pakketje populaire platen om de stemming erin te brengen.